
Jurisprudentie
AY0137
Datum uitspraak2006-06-14
Datum gepubliceerd2006-07-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers120051/HA ZA 05-1749
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-07-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers120051/HA ZA 05-1749
Statusgepubliceerd
Indicatie
Beroep op matiging van de contractuele boete bij de ontbinding van een koopovereenkomst afgewezen.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 120051 / HA ZA 05-1749
Vonnis van 14 juni 2006
in de zaak van
1. J.J. L.,
wonende te [woonplaats],
2. P.D.,
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. P.A. Montagne-Helmig,
advocaat mr. N.A. Berenschot te Amsterdam,
tegen
B.C.,
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. P.J.M. Fens te Hoorn.
Partijen zullen hierna L. c.s. en C. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 maart 2006;
- het proces-verbaal van comparitie van 3 mei 2006.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Blijkens een koopovereenkomst van 4 augustus 2005 (verder: de koopovereenkomst) hebben L. c.s. de woning Botter 33 te Volendam verkocht aan C. en J.P. S. (verder: S.).
2.2. C. en S. hebben - ook na ingebrekestelling - niet voldaan aan hun verplichting uit de koopovereenkomst tot het storten van een waarborgsom ad € 30.750,--, dan wel het doen stellen van een bankgarantie voor genoemd bedrag. Evenmin hebben zij een beroep gedaan op de ontbindende voorwaarden ter zake het niet verkrijgen van een financiering.
2.3. Bij gebreke van een financiering voor de woning heeft het geplande notariële transport van de woning op 22 september 2005 geen doorgang kunnen vinden.
3. De vordering
3.1. L. c.s. vorderden dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, C. zal veroordelen:
3.1.1. aan hen te betalen een bedrag van € 30.750,-- (zegge: dertigduizend zevenhonderd vijftig euro), alsmede de wettelijke rente over € 30.750,-- vanaf 30 september 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
3.1.2. tot betaling aan hen van schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3.1.3. in de kosten van van dit geding.
3.2. Tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten leggen L. c.s. het volgende aan hun vordering ten grondslag. Ingevolge artikel 8 van de koopovereenkomst zijn C. en S. hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van hun verplichtingen uit de koopovereenkomst. Nu C. en S. ook na ingebrekestelling niet aan hun verplichtingen hebben voldaan hebben L. c.s. de koopovereenkomst bij brief van 22 september 2005 ontbonden en aanspraak gemaakt op de contractueel overeengekomen boete van 10% van de koopsom. Aangezien deze boete tot op heden niet is betaald, vorderen L. c.s. thans in rechte betaling van de contractuele boete, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2005.
4. Het verweer
C. heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Voorzover van belang zal bij de beoordeling van het geschil nader op het verweer worden ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. C. heeft ter comparitie erkend dat zij de verplichtingen uit de koopovereenkomst niet is nagekomen en daarom in beginsel gehouden is de contractuele boete aan verkopers te betalen. C. doet echter een beroep op matiging van deze boete, aangezien haar omstandigheden het niet toelaten dat zij een boete moet betalen. C. heeft in dit verband aangevoerd dat zij slechts een bijstandsuitkering heeft, waarop zij bovendien wordt gekort, omdat zij medeaansprakelijk wordt gehouden voor schulden die door S. zijn aangegaan. Voorts heeft C. aangevoerd dat S. haar heeft bedrogen.
5.2. Ingevolge artikel 6:94 Burgerlijk Wetboek is matiging van een bedongen boete alleen toegestaan indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, hetgeen beoordeeld dient te worden met in achtneming van alle omstandigheden van het geval. In de onderhavige zaak zijn in het bijzonder de volgende omstandigheden van belang. S. en C. zijn tekort gekomen in de nakoming van hun verplichting tot het storten van de waarborgsom, dan wel het stellen van een bankgarantie, en het meewerken aan het verlijden van de leveringsakte. C. moet geacht worden op de hoogte te zijn geweest van beide verplichtingen aangezien deze expliciet in de door haar getekende koopovereenkomst zijn opgenomen. Bovendien is in de ingebrekestelling aan S. en C. van 8 september 2005 expliciet gewezen op de verschuldigdheid van de boete bij ontbinding van de koopovereenkomst. S. en C. hebben na deze ingebrekestelling nog acht dagen de tijd gekregen om alsnog aan hun verplichtingen te voldoen. Voorts is in de koopovereenkomst een ontbindende voorwaarde opgenomen voor het geval de vereiste financiering niet zou worden verkregen. S. noch C. hebben een beroep gedaan op deze ontbindende voorwaarde. Gezien haar bijstandsuitkering, was C. voor de financiering van de woning aangewezen op S.. Gesteld nog gebleken is dat C. zich op enig moment na het tekenen van de koopovereenkomst moeite heeft getroost om de verplichtingen van haar en S. uit de koopovereenkomst na te komen, dan wel dat zij bij S. heeft nagevraagd of de financiering van de woning tijdig rond zou komen. C. heeft daarmee bewust het risico aanvaard dat zij gehouden zou zijn de contractuele boete te betalen, als ook S. geen inspanningen zou doen om de verplichtingen uit de koopovereenkomst na te komen. De door partijen overeengekomen boete van 10% van de totale koopsom is gebruikelijk in koopovereenkomsten aangaande onroerende zaken. Als onweersproken staat vast dat de schade van L. c.s. als gevolg van de ontbinding van de koopovereenkomst tussen de twintigduizend en vijfentwintigduizend euro bedraagt. De overeengekomen boete is in verhouding tot deze schade niet excessief.
5.3. Tegenover de onder 5.2. vermelde omstandigheden staat de door C. gestelde omstandigheid dat zij het financieel moeilijk heeft. De vorenstaande feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd leiden tot het oordeel dat geen aanleiding bestaat tot matiging van de contractueel verschuldigde boete. Daarbij wordt aan de onder 5.2. genoemde omstandigheden meer gewicht toegekend dan aan de aangevoerde omstandigheden ten aanzien van de financiën van C.. Immers, gesteld noch gebleken is dat de eigen financiële positie van C. pas na het tekenen van de koopovereenkomst in belangrijke mate is verslechterd. Zij is de verplichtingen uit de koopovereenkomst - waaronder de verplichting tot boetebetaling bij niet-nakoming - dus aangegaan, terwijl zij wist dat zij voor de nakoming daarvan afhankelijk was van S..
C. heeft nog aangevoerd dat S. haar heeft bedrogen. Zij heeft echter geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat S. haar heeft bedrogen met betrekking tot de nakoming van de verplichtingen uit de koopovereenkomst. Het enkele feit dat S. er kennelijk van heeft afgezien om met C. de nieuwe woning te betrekken is daarvoor onvoldoende. Het door C. aangevoerde bedrog is daarom geen omstandigheid die aanleiding zou kunnen geven tot matiging van de boete.
5.4. Nu er geen aanleiding is tot matiging van de boete zal de gevorderde boete worden toegewezen. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 30 september 2005, als de dag waarop C. met de betaling van de boete in verzuim is geraakt. Aangezien L. c.s. ter comparitie hebben verklaard geen belang meer te hebben bij de gevorderde schadestaatprocedure zal de vordering op dat punt worden afgewezen.
5.5. Als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij zal C. worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze kosten aan de zijde van L. c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 85,60
- vast recht € 675,00
- salaris procureur € 1.158,00 (2 punten × 579,00)
Totaal € 1.918,60
6. De beslissing
De rechtbank:
6.1. veroordeelt C. aan L. c.s. te betalen een bedrag van € 30.750,-- (zegge: dertigduizend zevenhonderdvijftig euro), alsmede de wettelijke rente over € 30.750,-- vanaf 30 september 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2. veroordeelt C. in de kosten van hetgeding aan de zijde van L. c.s. tot op heden begroot op € 1.918,60;
6.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2006.?